60 meter sprint
Als we de 60 meter sprint op school gaan oefenen is het eerste en misschien wel het belangrijkste de start.
Er wordt op school gestart zonder startblokken.
De beste startmethode is de geknielde start.
Je begint als eerste met het neerzetten van je voeten, hierna zet je jouw handen op de juiste plaats voor de startstreep.
Op het teken “Klaar.....” kom je omhoog zodat je knieën vrij van de grond zijn en je steunt op handen en voeten.
Na het startschot probeer je vanuit deze zo snel mogelijk omhoog te komen tot sprint houding. Blijf doorsprinten totdat je over de finish bent. De te behalen sprint tijden en bijbehorende cijfers vind je in het overzicht met de normen.
In de afbeelding hieronder zie je hoe de start moet worden uitgevoerd.
Een sprint kan je verdelen in de volgende fases:
Fase 1 De start
De start bij korte sprinten is ontzettend belangrijk. Hierbij is het belangrijk om een snelle reactietijd te hebben op het startsignaal.
Fase 2 De versnelling
Na de start komt de loper in kleine passen tot de topsnelheid. Deze versnelling gebeurd vaak tussen de negende en twaalfde pas. De loper komt dan van lage zit naar hoge en rechte loophouding.
Fase 3 De topsnelheid
De topsnelheid wordt, bij leerlingen, vaak behaald tussen de 40 en 60 meter. De topsnelheid ligt ongeveer tussen 8 en 10 meter per seconde, dit is ongeveer tussen de 35 en 40 kilometer per uur.
Fase 4 De negatieve versnelling of vertraging
Na enkele seconde topsnelheid kan de atleet deze topsnelheid niet meer vasthouden en dan begint de vertraging.
Fase 5 De finish
Een halve meter voor de finish brengt een sprinter zijn bovenlichaam naar voren om een soort van vallende finish te maken. Dit scheelt enkele honderdsten of tienden van secondes. Probeer pas uit te gaan lopen nadat je de finish voorbij bent gegaan.
Klik op onderstaande link om een film te bekijken over de 100 meter sprint over de afgelopen jaren van de Olympische Spelen. Kijk eens naar de gegeven resultaten van Usain Bolt. (Engels gesproken).